Afas schenkt 600 miljoen aan (eigen) ANBI
Inge van Vijfeijken
‘Afas-oprichters schenken honderden miljoenen euro’s van hun vermogen aan goede doelen: ‘wij hebben genoeg’’ kopte de Volkskrant van 3 februari 2025. De aandeelhouders hebben 30% van de aandelen in hun bedrijf ondergebracht in een zogenoemde ANBI. Het zou daarbij gaan om een waarde van 600 miljoen euro. De aandeelhouders hebben hierbij gebruik gemaakt van een fiscale faciliteit die enkel in het jaar 2024 heeft bestaan. In het artikel in de Volkskrant verzucht Bekkers (hoogleraar filantropie) en Van der Veldt (een van de schenkers) dat het doodzonde is dat deze faciliteit niet langer bestaat. Hoe steekt deze fiscale faciliteit in elkaar en is het inderdaad ‘doodzonde’ dat deze faciliteit is verdwenen?
In de inkomstenbelasting zijn giften binnen bepaalde grenzen aftrekbaar van het inkomen. Als iemand een gewone gift doet is deze aftrekbaar van het inkomen voor zover deze meer bedraagt dan 1% van het verzamelinkomen (met een minimum van € 60) en niet meer bedraagt dan 10% van het verzamelinkomen.[1] Aftrek vindt op grond van art. 2.10 Wet IB 2001 plaats tegen het laagste tarief van box 1 (37,48% in 2025). Een uitzondering geldt voor periodieke schenkingen. Is de schenker – kort gezegd – met de ANBI overeengekomen dat hij gedurende minimaal 5 jaar een vast bedrag per jaar zal schenken, dan is dit bedrag aftrekbaar van het inkomen zonder drempel en geldt een plafond van € 1.500.000 per jaar (art. 6.38, lid 4 Wet IB 2001). Ook in dit geval vindt aftrek plaats tegen het lage tarief. Hierbij moet worden opgemerkt dat deze aftrek in het verleden onbegrensd was. In 2023 heeft aftopping plaatsgevonden: periodieke giften kwamen vanaf dat moment in aftrek tot maximaal € 250.000 per jaar. Met ingang van 2025 is dit plafond weer verhoogd naar € 1.500.000.
De aftrekbaarheid van giften in de inkomstenbelasting is in feite een rare eend in de bijt. Het betreft immers een besteding van inkomen en geen uitgave ter verwerving van inkomen. De wetgever vindt het echter van belang dat burgers die direct bijdragen aan het algemeen belang worden gesteund door de overheid. Zo worden ook doelen die geen bijdrage van de overheid ontvangen, indirect toch door de overheid gesteund. Door deze giften laat een burger zien welke doelen hij belangrijk vindt. De steun van een individu aan een ANBI is daarmee een vorm van rechtstreekse democratie. Tevens vergroot de steun van ANBI’s de betrokkenheid van burgers bij de sector. Deze directe betrokkenheid is een vorm van medeverantwoordelijkheid van de burger voor de publieke zaak naar de maatstaf van zijn financiële draagkracht.
In 2023 gebeurde echter iets opmerkelijks. Uit een inventarisatie van de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) bleek – niet geheel verrassend – dat de aftopping van de periodiekegiftenaftrek (destijds op € 250.000) vooral negatieve gevolgen had voor grote periodieke giften.[2] Tevens bleek dat het grootste deel van die periodieke giften werd gedaan vanuit het vermogen van een vennootschap. Vóór de aftopping was dit fiscaal geen probleem voor de dga. Een gift uit de bv wordt beschouwd als een uitdeling aan de aandeelhouder gevolgd door een schenking door die aandeelhouder aan het goede doel. Dat betekent dat die uitdeling wordt belast in box 2 en dat de gift – binnen de wettelijke grenzen - aftrekbaar is van het verzamelinkomen. Bij een periodieke gift uit een bv stond (voor de aftopping) tegenover de box 2 heffing over het verkapte dividend de giftenaftrek tegen een hoger tarief. Met de aftopping van de giftenaftrek voelt de dga deze gift wel degelijk in zijn portemonnee: over het bedrag boven de € 250.000 (inmiddels dus verhoogd naar € 1.500.000) vindt wel box 2 heffing plaats maar geen giftenaftrek. In dit verband was de motie Otten ingediend.[3] Hierin verzoekt hij de regering te onderzoeken hoe de fiscale belemmeringen bij het schenken aan ANBI’s vanuit een vennootschap weggenomen kunnen worden.
Die motie leidde tot de invoering in 2024 van een faciliteit in de inkomstenbelasting op grond waarvan de giften uit de bv aan een ANBI niet langer als dividend aan de aandeelhouder (gevolgd door een schenking van de aandeelhouder aan de ANBI) werd aangemerkt. In feite komt dit neer op een ongelimiteerde aftrekbaarheid van giften voor de aanmerkelijkbelanghouders tegen het box 2 tarief, waarbij het er niet toe doet of die gift eenmalig of periodiek plaatsvindt. Het is deze faciliteit die de schenkers van de Afas-aandelen hebben gebruikt. Zij hebben met toepassing van deze faciliteit 600 miljoen euro aan vermogen onttrokken aan hun bv en overgeheveld naar een ANBI. Zonder de faciliteit zouden ze aanmerkelijkbelangheffing verschuldigd zijn geweest van (grofweg) 200 miljoen euro en was de gift als gewone gift aftrekbaar geweest, wat betekent dat aftrek tot maximaal 10% van het verzamelinkomen had kunnen plaatsvinden.
Deze faciliteit in sterk bekritiseerd omdat het een bevoordeling is van aanmerkelijkbelanghouders boven andere belastingplichtigen.[4] Enerzijds geldt voor hen niet de 10% grens als zij eenmalige schenking doen (uit de bv) en anderzijds hebben ze geen last van de aftopping als zij periodiek schenken (uit de bv).
Mijn bezwaren tegen de faciliteit zijn drieërlei. In de eerste plaats leidt de faciliteit tot een ongelijke behandeling van belastingplichtigen die grote bedragen willen schenken aan een ANBI. Als ik een schenking van € 100.000 wil doen aan een ANBI moet ik die schenking doen uit mijn netto inkomen. Ik kan de gift weliswaar aftrekken van mijn inkomen, maar de aftrekbaarheid is beperkt tot 10% van mijn verzamelinkomen en de aftrek vindt plaats tegen een lager tarief dan waartegen mijn loon is belast. Waarom is het alleen aan een aanmerkelijkbelanghouder gegund om uit bruto inkomen te schenken en niet aan alle andere belastingplichtigen? Dat zij vooral de groep vormen die de grote giften doet is daarvoor onvoldoende rechtvaardiging.
In de tweede plaats is de faciliteit strijdig met het draagkrachtbeginsel. De inkomstenbelasting beoogt de jaarlijkse draagkrachtvermeerdering van inwoners te belasten. Iedere inwoner wordt daarom jaarlijks belast voor zijn winst/loon/inkomsten uit vermogen. Voor de aanmerkelijkbelanghouders geldt echter een uitzondering. Zij hoeven de belasting over de waardestijging van hun aandelen pas te betalen als ze dividend ontvangen of de aandelen vervreemden. Met deze uitzondering wil de wetgever voorkomen dat zij ieder jaar vermogen aan de bv moeten onttrekken om hun belasting te betalen, wat slecht zou zijn voor de continuïteit van de onderneming en dus slecht voor de werkgelegenheid. De heffing over de waardestijging van de aandelen wordt dus uitgesteld tot de aandelen worden vervreemd, zoals bij verkoop en schenking. Dat zijn de momenten waarop de draagkrachtvermeerdering uiterlijk in de heffing moet worden betrokken, om te voorkomen dat de fiscus de claim verliest.[5] Het achterwege laten van de heffing van inkomstenbelasting over deze waardestijging is in strijd met het draagkrachtbeginsel.
In de derde plaats doet de faciliteit afbreuk aan de achterliggende gedachte van de giftenaftrek. De wetgever heeft het wenselijk geacht dat belastingplichtigen ten laste van de algemene middelen giften kunnen doen aan instellingen die zij een warm hart toedragen. Deze ondersteuning vanuit de algemene middelen is echter niet onbeperkt. Daarom zijn er grenzen aan de aftrekbaarheid van giften gesteld. Met de schenking van de Afas-aandelen derft de schatkist grofweg 200 miljoen euro. Dat bedrag moet door de andere belastingplichtigen worden opgebracht. Zo dragen we allemaal bij aan de gulle gevers van Nederland, zonder dat we invloed hebben op de doelen waaraan dit bedrag wordt gegeven. Zoals we hiervoor hebben gezien beoogt de wetgever met een beperkte aftrekbaarheid de betrokkenheid van particulieren bij goede doelen te vergroten en met algemene middelen de doelen te steunen die particulieren uitkiezen. Een onbeperkte aftrekbaarheid van giften is daarentegen ondemocratisch. Met grote giften kan immers macht worden gekocht. Zie de ontwikkelingen in de Verenigde Staten.
Van der Veldt merkt op dat als de faciliteit er niet was geweest, hij de aandelen niet had geschonken omdat de financiële middelen om de aanmerkelijkbelangclaim te voldoen ontbraken. Het is uiteraard niet wenselijk dat de familie de aandelen zou moeten verkopen om de aanmerkelijkbelangheffing te kunnen voldoen. Dat druist in tegen het hele concept ‘familiebedrijf’. Dat probleem kan echter worden opgelost met een uitstelvanbetalingregeling. Afas verwacht jaarlijks € 30 miljoen aan dividend uit te keren op de geschonken aandelen.[6] Als dit dividend wordt aangewend om de belastingclaim in termijnen af te lossen, kan daarna worden overgegaan tot ondersteuning van de doelen die de familie Van der Veldt een warm hart toedraagt. Zo draagt ieder op een rechtvaardige wijze bij aan het algemeen belang.
[1] Art. 6.39 Wet IB 2001.
[2] Kamerstukken II 2023-2024, 36 418, nr. 3, p. 20.
[3] Kamerstukken I 2022-2023, 36 202, U.
[4] Zie bijv. L.G.M. Stevens, ‘Het ongemak rond de Vpb-giftenaftrek’, WFR 2023/289 die opmerkt dat het parlement op deze manier ‘schade berokkent aan een zorgvuldig en evenwichtig opgebouwd belastingstelsel, dit veelal gecompliceerder maakt en het vertrouwen in de overheid uitholt.’ Ook is gewezen op misbruikmogelijkheden van deze regeling. Zie Edwin Heithuis, ‘De nieuwe giftenaftrek: Schenk u rijk!’, TaxLive 18 oktober 2023 (te raadplegen via www.taxlive.nl/nl/documenten/opinie/columns/de-nieuwe-giftenaftrek-schenk-u-rijk).
[5] Er is een uitzondering voor schenkingen aan de bedrijfsopvolger (art. 4.17c Wet IB 2001). Die neemt de belastingclaim van de schenker over. Er vindt dus geen afstel plaats van heffing maar uitstel. Ook dit uitstel van heffing heeft als doel de continuïteit van de onderneming te waarborgen.
[6] Zie NRC 21 februari 2025, ‘Bas van der Veldt, topman van Afas: „Geven is een geweldig gevoel, in die zin is het een egoïstische daad”’.