Met familie is alles leuker; ook in de excessieflenenregeling

Gepubliceerd op: 23/10/2023

Op 31 december 2023 wordt de excessieflenenregeling voor het eerst toegepast. Een aanmerkelijkbelanghouder die op dat moment bovenmatige schulden heeft bij zijn BV moet in box 2 een fictief regulier voordeel in aanmerking nemen.

De excessieflenenregeling heeft ten doel te voorkomen dat aanmerkelijkbelanghouders de inkomstenbelastingheffing langdurig blijven uitstellen door geld te lenen van hun BV. Indien geld in de vorm van een lening wordt onttrokken aan de BV is zonder deze nieuwe regeling geen sprake van inkomen, tenzij sprake is van een verkapte winstuitdeling. Zou de aanmerkelijkbelanghouder het geldbedrag uit laten keren als dividend of als loon dan zou hij wel meteen worden belast.

Naar mijn mening is het een goede zaak dat langdurig uitstel van inkomstenbelastingheffing door geld te lenen van de eigen BV met de excessieflenenregeling wordt bestreden. Een aanmerkelijkbelanghouder die duurzaam de beschikking krijgt over de winst van de BV door gelden te lenen van de BV en te beleggen in bijvoorbeeld vastgoed in box 3 heeft de draagkracht om bij te dragen aan de inkomstenbelasting. In een dergelijke situatie is materieel geen sprake van een herbeleggen van de winst in de BV, maar van een beleggen van de winst door de aanmerkelijkbelanghouder in privé. Het is dan mijns inziens in overeenstemming met het draagkrachtbeginsel, als grondslag voor de inkomstenbelasting, om de aanmerkelijkbelanghouder direct in box 2 te belasten.

Niet alle leningen worden belast

Toch worden niet alle leningen bij de eigen BV bij de aanmerkelijkbelanghouder in de belastingheffing betrokken. Allereerst blijven leningen ter financiering van de eigen woning buiten beschouwing.[1] Daarnaast worden overige leningen tot een bodembedrag van € 700.000 niet in aanmerking genomen. Dit bedrag geldt voor de aanmerkelijkbelanghouder tezamen met zijn fiscale partner.[2]

Voorbeeld 1

Frits heeft met een hypotheek van € 1 miljoen bij zijn eigen BV zijn villa gefinancierd. Daarnaast heeft hij voor € 700.000 als belegging een studentenhuis in Tilburg gekocht met een lening van zijn BV. Frits wordt niet belast in de excessieflenenregeling omdat de lening voor de eigen woning niet meetelt en de resterende lening niet hoger is dan € 700.000.

Deze uitsluitingen maken de excessieflenenregeling naar mijn idee veel te soepel.[3] Frits heeft duurzaam de beschikking gekregen over een bedrag van € 1,7 miljoen. Het is naar mijn mening dan ook in overeenstemming met het draagkrachtbeginsel om het volledige bedrag bij hem te belasten in box 2.[4]

Leningen aan familieleden

Er is ook een regeling voor leningen aan familieleden van de aanmerkelijkbelanghouder.[5] Die regeling geldt indien de BV leent aan een verbonden persoon van de aanmerkelijkbelanghouder. Onder een verbonden persoon wordt verstaan een bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de belastingplichtige of van zijn partner. Een lening van een verbonden persoon wordt toegerekend aan de aanmerkelijkbelanghouder en kan dus tot een fictief regulier voordeel voor de aanmerkelijkbelanghouder leiden. Ook deze familieregeling is opmerkelijk soepel vormgegeven. Ten aanzien van de verbonden persoon (en zijn partner) geldt nogmaals een vrijgesteld bodembedrag van € 700.000 alvorens zijn schuld wordt toegerekend aan de aanmerkelijkbelanghouder. Bovendien valt ook de eigenwoningschuld van de verbonden persoon buiten het bereik van de excessieflenenregeling.

Voorbeeld 2

Fatima heeft een BV met flink opgepotte winstreserves. Met het doel haar vier kinderen te helpen, leent de BV aan ieder kind € 500.000 voor de aankoop van een eigen woning. Daarnaast kopen de vier kinderen samen beleggingsvastgoed voor € 3,4 miljoen (ieder voor ¼ deel), dat is gefinancierd met een lening van de BV. De eigenwoningleningen blijven buiten beschouwing. Ieder kind heeft daarnaast een lening van € 850.000 waarop ieders bodembedrag van € 700.000 in mindering wordt gebracht. Aan Fatima wordt dus 4 X € 150.000 is € 600.000 toegerekend ter zake van de leningen van haar BV aan haar kinderen. Op dit bedrag van € 600.000 komt haar eigen bodembedrag van maximaal € 700.000 in mindering. Door deze opstapeling van bodembedragen heeft de excessieflenenregeling geen gevolgen voor Fatima. Haar gezin heeft echter wel al de beschikking gekregen over € 5,4 miljoen aan opgepotte winstreserves. Het zou naar mijn mening in overeenstemming met het draagkrachtbeginsel zijn om deze € 5,4 miljoen direct bij Fatima als een fictief regulier voordeel te belasten.

Een meetrek aanmerkelijk belang voor een ander familielid

In die gevallen waarin de familieregeling wel tot belastingheffing op grond van de excessieflenenregeling dreigt te leiden, kan belastingheffing worden voorkomen door aan een familielid in de rechte lijn één aandeel in de BV toe te kennen. Dat familielid wordt dan aanmerkelijkbelanghouder op grond van de meetrekregeling.[6] Gevolg daarvan is dat voor dat familielid ook de excessieflenenregeling gaat gelden. De leningen van de verbonden personen worden dan voor de helft aan deze tweede aanmerkelijkbelanghouder toegerekend.[7] Op die manier geldt er een extra vrijgesteld bodembedrag van € 700.000.

Voorbeeld 3

Karim is enig aandeelhouder van een BV met opgepotte winstreserves. De BV leent aan zijn dochters Joyce en Kim ieder € 1,3 miljoen ten behoeve van de aankoop van beleggingsvastgoed. Voor iedere dochter geldt een bodembedrag van € 700.000. Aan Karim wordt ter zake van iedere dochter een lening van € 600.000 (€ 1,3 miljoen -/- € 700.000) toegerekend. Karim wordt aldus belast voor een fictief regulier voordeel van € 500.000 (€ 600.000 lening Joyce + € 600.000 lening Kim -/- bodembedrag Karim € 700.000).

Belastingheffing bij Karim kan worden voorkomen door aan Amar, de vader van Karim en de opa van Joyce en Kim, één aandeel in de BV toe te kennen. Amar wordt dan voor dat ene aandeel in de aanmerkelijkbelangheffing betrokken op grond van de meetrekregeling. De leningen van Joyce en Kim worden nu na aftrek van hun bodembedragen voor de helft toegerekend aan Karim en voor de helft aan Amar. Aan Karim en Amar wordt dus ieder € 600.000 (€ 300.000 lening Joyce en € 300.000 lening Kim) toegerekend. Noch Karim, noch Amar geniet in dit geval een fictief regulier voordeel in box 2. Het aan hen toegerekende bedrag aan leningen blijft immers onder hun eigen bodembedrag van € 700.000.

Ten gevolge van de opstapeling van bodembedragen wordt het dus met familie voor de aanmerkelijkbelanghouder leuker in de excessieflenenregeling.

Wenselijk recht

Als de wetgever langdurig uitstel van inkomstenbelastingheffing door geld te lenen van de eigen BV serieus wenst te bestrijden met de excessieflenenregeling, dienen ook de financiering van de eigen woning van de aanmerkelijkbelanghouder en overige leningen tot € 700.000 in aanmerking te worden genomen.

Door het opstapelen van bodembedragen en vrijstellingen voor de financiering van woningen van verbonden personen is de familieregeling in de praktijk weinig serieus te nemen. Leningen aan verbonden personen zouden in de excessieflenenregeling volledig aan de aanmerkelijkbelanghouder moeten worden toegerekend.

 

[1] Voor leningen die vanaf 1 januari 2023 worden aangegaan onder de voorwaarde dat een recht van hypotheek op de eigen woning aan de BV is verstrekt.

[2] Art. 4.14a Wet IB 2001.

[3] Zie nader mijn column Een te milde rekeningcourantmaatregel, V-N 2018/66.0.

[4] Afgezien van overgangsrecht voor de eigen woning.

[5] Art. 4.14b Wet IB 2001.

[6] Art. 4.10 Wet IB 2001.

[7] Art. 4.14b lid 4 Wet IB 2001.