Eind oktober kreeg ik een berichtje van de Circulairecommissie. Ze zochten nog “een goede column schrijver” om iets leuks te schrijven voor de Circulaire. Ik vind het dan ook een eer dat ze mij als columnist hebben uitgekozen. Ik wil het hebben over een onderwerp waar ik mij sinds de opkomst van Athena Studies mee bezig heb gehouden: de houding van bepaalde studenten tegenover het onderwijs dat op onze universiteit wordt aangeboden.
Op 7 oktober verscheen een bericht op canvas met een op het eerste gezicht opvallende wijziging in ons herkansingssysteem. Vanaf dit collegejaar geldt bij deelname aan een herkansing het laatst behaalde cijfer. Een 6 herkansen en een 4 halen, betekent dat de 4 blijft staan.
Mijn eerste reactie was als volgt: wat wordt ons een ongelooflijk onrecht aangedaan! We hebben het als studenten al zo zwaar en nu flikken ze dit ook nog eens. Minstens vijf tentamens in een korte periode, een druk sociaal en werkend leven en dan ontnemen ze me ook nog het laatste restje zorgeloosheid: de kans om het in januari 'voor het echie' te doen.
Maar zoals een goede academicus betaamt, ben ik gaan nadenken. De meeste docenten hebben het beste met ons voor. Wanneer je tijdens colleges inzet toont, laat zien dat je de stof begrijpt (of wilt begrijpen) en in ieder geval enige academische bekwaamheid toont, wordt die zorgeloze herkansing je echt wel gegund. Sterker nog, als het echt niet gaat, krijg je zelfs nog een derde kans.[1]
Daarom moet de wijziging wel een andere reden hebben dan simpelweg studenten het leven zuur maken. Ik schets twee mogelijke verklaringen. Allereerst is er de werkdruk die het onderwijzend en wetenschappelijk personeel ervaart.[2] Ik kan me voorstellen dat deze werkdruk het onwenselijk maakt om in de herkansingsmaanden opnieuw talloze tentamens na te kijken, omdat studenten een voldoende willen herkansen.
Ten tweede, en hier draait het naar mijn mening om, is het een strijd tegen de middelmaat en vluchtigheid waarmee bepaalde studenten hun dagen op de universiteit slijten. Om die middelmaat en vluchtigheid in werking te zien, hoef je alleen maar de statistiekenpagina te openen bij willekeurige tentamenuitslagen of te luisteren tijdens werkcolleges naar reacties als: "ik heb het niet voorbereid" of "ik weet het niet" De eerste tentamenmogelijkheid moet daarom niet worden gezien als een soort generale repetitie, en een tweede kans zou dan ook niet zomaar een zorgeloze herkansing mogen zijn. Studeren aan een universiteit is een serieuze zaak, niet slechts een ‘moetje’ om aan die MSc- of mr. titel te komen.
Deze strijd tegen middelmaat en vluchtigheid betekent niet dat ik vind dat studenten de hele dag met hun neus in de boeken moeten zitten. Integendeel, studeren houdt naar mijn mening ook in dat je op kamers gaat, nieuwe mensen leert kennen, actief wordt bij een vereniging en werkt voor je eigen centen. En ja, al deze dingen nemen een groot deel van je tijd in beslag. Maar dit is geen reden om een tentamenmogelijkheid – en in bredere zin je studie – naar de marge te verschuiven.
Dus, hoe groot is de impact van de nieuwe regeling nu werkelijk? Voor de intrinsiek gemotiveerde student die op een eerste tentamenmogelijkheid een 6 haalt is die impact klein; hij of zij zal nog altijd met vertrouwen de herkansing kunnen doen, wetende dat er meer te halen dan een 6. Voor de student die de eerste tentamenmogelijkheid als een generale repetitie ziet, hoop ik dat de drempel inderdaad hoger komt te liggen.[3] Terecht krijgen zij niet langer het recht om de schaarse tijd van het onderwijzend personeel te verspillen met middelmatig werk.
[1] Dit wordt in de OER’s de ‘laatste-vak-regeling’ genoemd.
[2] https://www.nlarbeidsinspectie.nl/actueel/nieuws/2024/05/14/werkdruk-en-ongewenst-gedrag-op-universiteiten
[3] Soms spelen bijzondere omstandigheden waardoor studeren en het maken van tentamens niet mogelijk is. Hiervoor heeft de universiteit speciale regelingen. Zij dienen zich dan ook niet aangesproken te voelen.