De Middeleeuwen, je denkt eraan als je op reis door West-Europa mooie kastelen en tal van ruïnes tegenkomt. Maar je vergeet misschien dat er ook belastingen aan te pas kwamen. Al is het maar om de vele oorlogen te financieren. Gewelddadige vorsten voerden vaak desastreuze oorlogen waarvan de ruïnes stille getuigen zijn. Dan hebben we het nog niet over de talloze slachtoffers – die geen selfies hebben achter gelaten. Konden vorsten dan naar willekeur belasting heffen? Het lijkt er wel op maar er waren ook denkers die daar hun bedenkingen bij hadden. Een daarvan is Thomas van Aquino, een intellectuele krachtpatser die leefde van ongeveer 1225- tot 1274. Lang voor Adam Smith dacht hij al na over beginselen van behoorlijke belastingheffing. We hebben dus zo’n 800 jaar te overbruggen als we lezen wat hij schrijft, maar die tijdreis loont beslist de moeite. Verplaats je in een hiërarchische wereld met kleine nederzettingen, dorpen (Tilburg was nog een molshoop) en wat opkomende steden zonder fietsen, auto’s, treinen, vliegtuigen, computers, internet en centrale verwarming. Voor de meeste mensen was een reis naar een naburig dorp al een hele onderneming; hun wereld was dus heel klein. Rondreizende marskramers en kooplieden brachten niet alleen basale koopwaar maar ook nieuwtjes en geruchten.
Thomas van Aquino was allereerst theoloog; niet verwonderlijk in een door en door christelijke wereld. Maar hij was ook filosoof, met een enorm geloof in de rede. Hij dacht stevig na over bestuur, recht en belastingen. Zijn uitgangspunt is dat een vorst moet regeren met het oog op het gemeenschappelijk goede, dat is primair het goede leven van de bevolking en de vrede waarborgen. Dat geldt ook voor wetgeving en belastingen. Dat regeren gaat overigens om heel basale activiteiten, onvergelijkbaar met de omvang van staatsactiviteiten zoal we die nu kennen.
In navolging van Aristoteles ziet Thomas van Aquino het idee van de staat en samenleving als natuurlijke fenomenen. Het instrument van een sociaal contract is daarom niet nodig. Juist en rechtvaardig bestuur leidt ‘vrije mensen’ naar het passende doel. Het is gericht op het gemeenschappelijk welzijn en dus niet op het persoonlijke goede (nut) van de heerser(s). Naar moderne tijd vertaald: politici zitten er niet voor zichzelf of voor sterke lobbygroepen maar voor het algemeen belang.
Hij heeft een voorkeur voor de monarchie, die echter wordt bijgestaan door een aantal hoge ambtenaren met bestuursmacht. Dit is een tegenwicht om volledige machtsconcentratie te voorkomen, dat doet denken aan de moderne idee van ‘checks and balances’. Bovendien zien we een democratisch element want iedereen kan tot hoge ambtenaar worden gekozen.
En dan belastingen. Thomas van Aquino ziet belastingen (‘tributa’) als een salaris van de vorst, een toelage voor zijn levensonderhoud als dienaar van het algemeen belang. Hij mag extra belasting heffen als hij onvoldoende middelen heeft voor bijvoorbeeld een oorlog tegen een buitenlandse agressor. De vorst kan een ander soort belasting (‘vectigal’) heffen voor openbare diensten, zoals onderhoud van wegen (via een heffing op goederen van kooplieden), of ten behoeve van het eigen vervoer.
Belasting worden geheven bij wet (fiscaal legaliteitsbeginsel). De wet is een voorschrift om op een bepaalde manier te handelen of dat juist niet te doen. Het eerste beginsel van het menselijk handelen is de rede, de mens is namelijk een redelijk schepsel. De praktische rede leidt daarom het maken van wetten. Maar de wil van de vorst (wetgever) is ook van belang. Die zet de rationele deliberatie in gang en ‘beveelt’, schrijft voor. Maar uiteindelijk gaat het Thomas van Aquino om de rationaliteit van de wet. Anders zou wat de wetgever beveelt ‘eerder onbillijkheid dan wet’ zijn.
Vervolgens definieert Thomas van Aquino de wet meer specifiek als: ‘een bepaalde afkondiging van de rede met betrekking tot het gemeenschappelijk goede, en afkomstig van hem die de zorg voor de gemeenschap heeft.’ Wetten, ook belastingwetten, moeten dus bekend worden gemaakt. De wet regelt dus de relaties van mensen voor zover het algemeen belang in het geding is. Zo nodig kunnen bij wet straffen worden opgelegd om mensen met kracht tot deugdzaam handelen te brengen.
Thomas van Aquino was een verdediger van het natuurrecht waarvan vaak wordt gezegd dat het eeuwig en onveranderlijk is. Maar dat geldt alleen voor de universele beginselen. De zogenoemde natuurlijke, morele wet is de directe basis voor de menselijke wet die afgekondigd wordt om vreedzaam samenleven in een politieke gemeenschap (‘civitas’) te bevorderen. Het eerste voorschrift van de morele wet luidt: ‘Het goede moet gedaan en nagevolgd worden, en het kwade gemeden.’ Alle andere, meer specifieke voorschriften (of beginselen) van de natuurwet zijn hierop gebaseerd. Vervolgens moet de wetgever voor tal van situaties regels geven. Dat leidt tot een dynamisch rechtssysteem: bijzondere omstandigheden kunnen immers veranderen.
De wet is het product van een (‘soeverein’) wilsbesluit van de wetgever; dat besluit is echter onderworpen aan hoger recht, de natuurlijke (morele) wet. Dat geldt ook voor belastingen die worden geheven voor een oorlog. De overheid is daarmee in haar interne en internationale optreden gebonden aan (hogere) normen, wat in feite een basisprincipe van de rechtsstaat impliceert.
Het positieve recht moet dus de toets aan hoger recht kunnen doorstaan waar het immers is van afgeleid. Als gezegd, moeten algemene beginselen vaak geconcretiseerd worden voor specifieke situaties. De wetgever moet hier – geleid door de praktische rede en expertise – steeds een keuze maken uit verschillende alternatieven. De heerser moet zo regeren via de wet, een algemeen voorschrift (legaliteitsbeginsel; ook bij sancties). Daarnaast stelt hij als gezegd de eis van afkondiging en benadrukt hij andere elementen van rechtszekerheid zoals het belang van duidelijkheid en van stabiele wetgeving.
Volgens Thomas van Aquino hebben mensen in principe het recht om eigendom te bezitten. De vorst mag hier echter inbreuk op maken met belastingen ten behoeve vanhet algemeen welzijn. Belastingen zijn onrechtmatig als een heerser belastingen heft uit hebzucht, waarbij het doel enkel het eigenbelang is. Tegenwoordig zouden we dan denken belastingen ten behoeve van eigen politieke stokpaardjes zonder enige relatie met het algemeen belang. Onrechtmatig is ook meer belasting heffen dan de wet toestaat en meer dan zijn onderdanen zich kunnen veroorloven. Een heerser kan in tweevoudig opzicht zijn bevoegdheid overschrijden, zowel formeel (zonder wettelijke grondslag; legaliteitsbeginsel) als materieel (meer heffen dan onderdanen kunnen dragen). Dit kan gezien worden als een voorloper van art 1, eerste Protocol van het EVRM dat (ook) een evenwicht tussen belastingheffing en het recht op eigendom waarborgt. Deze specifiek voor belastingheffing geldende eisen in combinatie met kwaliteitseisen die Thomas van Aquino aan de wet stelt werpen een dam op tegen de willekeurige belastingheffing, zoals die in zijn tijd vooral buiten de steden gold.
De wet moet juist en rechtvaardig zijn. Rechtvaardigheid houdt in: evenredig aan een persoon: ieder het zijne. Proportionaliteit is het fundament van het positieve recht. Ook moet de wet op ieder afzonderlijk toegesneden zijn ‘overeenkomstig zijn mogelijkheden, met inachtneming ook van de mogelijkheden van de natuur’. Er moet rekening worden gehouden met verschillen in draagkracht doen ertoe. Strijd met het draagkrachtbeginsel maakt dan een belastingwet onrechtvaardig.
Wel is hier de middeleeuwse hiërarchische orde relevant (waarbij de vrouw ondergeschikt is aan de man). Het natuurrecht of de natuurwet is daarom van nature afgestemd op de bijzondere status van elke persoon in de samenleving. De verschillende maatschappelijke orden of standen spannen zich elk op hun eigen wijze voor het gemeenschappelijk goede in; daarom worden voor deze groepen verschillende wetten vastgesteld. Dat impliceert belastingvrijdom voor ridders en geestelijken en belastingheffing naar draagkracht bij de rest. Die draagkracht wordt bepaald door de opbrengsten uit ieders vermogen.
Afrondend zien we diverse rechtstatelijke elementen in het denken van Thomas van Aquino, de binding van de macht aan het recht, het legaliteitsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel, macht en tegenmacht en medezeggenschap, dit alles ook bij belastingen. Specifiek voor belastingheffing is belang dat deze een gerechtvaardigde inbreuk op het eigendomsrecht kunnen vormen. Daarbij sluiten zijn beschouwingen over onrechtmatige belastingen direct aan. Strijd met het draagkrachtbeginsel maakt een belastingwet onrechtvaardig – zij het dat hij bepaalde fiscale privileges, zoals die in zijn tijd voorkwamen, accepteert. Hij werpt (theoretisch) een zekere dam op tegen de in zijn tijd welig tierende willekeurige belastingheffing. Daarmee kan hij met recht als een vroege denker over rechtstatelijke belastingheffing worden beschouwd die het verdient ook nu nog bestudeerd te worden.i
i Deze bijdrage is gebaseerd op J.L.M. Gribnau, ‘Rechtvaardige belastingwetgeving: Thomas van Aquino als bron van inspiratie’, in H.J. Bresser e.a. (red.), Homo Universalis. Liber amicorum prof. mr. G.T.K. Meussen, Den Haag: Sdu 2024, p. 65-84.