Carnavalsverhaal: de Achterhoeker in Kruikenstad

Gepubliceerd op: 20/02/2024

Er was eens een Fiscaal student in Tilburg, maar niet zomaar eentje. Hij kwam namelijk uit een land hier ver vandaan, genaamd de Achterhoek. Hij studeerde al een tijdje in het zuiden dus aan het leven in Brabant was hij bijna volledig gewend. Alleen werd hij soms nog een beetje gepest door zijn accent.  

Daarnaast kon hij maar niet wennen aan het carnavalsgedruis van Brabant. Zo trok hij zich elk jaar terug naar zijn thuisland op het moment dat Tilburg, Tilburg niet meer was. De stad die elk jaar veranderd op de elfde dag van de elfde maand om elf over elf in Kruikenstad, een stad waar de Achterhoeker zich niet veilig voelde. Dit jaar kon hij zich niet uit het wilde Tilburgse Fiscale landschap worstelen en werd hij zo gedwongen om carnaval in Kruikenstad te vieren.  

11/11 was het voorproefje voor de Achterhoeker. Bij het betreden van de kroeg en het horen van het eerste nummer ‘handjes handjes bloementjesgordijn’ wist hij al genoeg. Hij wilde terug naar het vertrouwde oosten. Gelukkig voor hem was het maar één dag en duurde het nog lang voordat carnaval echt zou beginnen. Hij besefte echter niet wat Kruikenstad in de tussentijd allemaal aan het voorbereiden was, hier zou hij later pas achter komen… 

Carnaval kwam inmiddels al steeds dichterbij en dichterbij, en hoewel hij zich vooral met de fiscaliteit probeerde bezig te houden, was het hem ook zeker niet ontgaan dat zijn medestudenten steeds meer in de carnavalsstemming kwamen. Vooral zijn studiekompanen vielen hem het liefst de hele dag lastig met carnavalsmuziek. Van je vrienden moet je het hebben moest hij wel denken.  

Eindelijk was het dan zover, carnaval stond voor de deur. Het begon dit jaar met een feest van de Smeetskring, waar ook hij mee akkoord was gegaan. Hiermee geeft de fiscale studievereniging het startschot voor het loslaten van de regels. Het was het begin van een lange weg voor de Achterhoeker. De carnavalsnummers vlogen hem om de oren waarin hij vaak verzocht werd of hij kon ‘oprotten’ naar zijn eigen land over de Maas. Veul Gere is natuurlijk ook een favoriet in Tilburg maar ook die kende hij niet. Zijn gemoedstoestand werd hierdoor alsmaar slechter en slechter. 

Dit werd er niet beter op toen hij mensen ook tegen barpersoneel ‘veul gere’ hoorde roepen en hij van iemand te horen kreeg wat dit eigenlijk betekende. Hij besefte gelijk weer dat hij de rekening van de avond moest gaan betalen. Zijn avond kon op dit punt niet slechter en dus besloot hij maar in de bacotrein te stappen, die kende ze in de Achterhoek immers ook. 

Hij had de eerste avond overleefd en vond het eigenlijk wel genoeg zo. Maar zijn kompanen gingen hier niet mee akkoord. Samen hebben ze hem overtuigd, het ging toch maar om even één biertje te doen en één klein kijkje te nemen in de stad. Dit zou hem een beter beeld geven van carnaval omdat nu de nep-carnavallers weg zijn. Hier hadden zijn kompanen gelijk in. Want hoewel het startschot de avond daarvoor is gegeven, laat carnaval pas later zijn ware aard zien.  

Alles wat zeker is in het leven, is dat vanaf dat moment niet meer. Zo ook verdwijnen de regels die de Achterhoeker zo vaak houvast bieden. De fiscale regels zijn al helemaal ver te zoeken in het feest van het zuiden. De enige aanslagen die je tijdens carnaval dan ook zult zien zijn die op je bankrekening of op je lever.  

De Achterhoeker was met stomheid geslagen van al deze fiscale wanorde. Vooral veelvuldig zag hij hoe er gebruik werd gemaakt van het wegvallen van artikel 1.2, lid 3, eerste volzin, Wet IB 2001. Hij kijkt zijn ogen uit en wanneer hij ernaar vraagt krijgt hij wat dronken gebrabbel terug in de trant van: ‘Mej carnaval meug da’. * 

Na weer een dag te hebben overleefd heeft de Achterhoeker een plan om weg te komen uit Kruikenstad. Het is namelijk de dag van de optocht, een heugelijke dag voor elke carnavalsvierder maar al het pracht en praal kan hem niet bekoren. Hij vluchtte weg tijdens de complete chaos van de optocht en weet veilig op het station aan te komen. Op weg naar huis kwam hij langs een stad die voor hem normaal wel bekend is. Nu zag hij Oeteldonk, waar mensen in hetzelfde uniform klaarstonden om te carnavallen. Rillend reisde hij door naar huis.  

Hij kon niet wachten totdat hij de Maas zou oversteken, dat moet hem wel een goed gevoel geven dacht hij. Wat hij nog niet helemaal door had, is dat hoewel er geen fiscale regels gelden tijdens carnaval er is wel sprake van een eindafrekening. Eenmaal over de grens kreeg hij een flinke koppijn en voelde hij even wat het was om echt carnaval te hebben gevierd. 

Sinds hij bij de optocht is ontsnapt en over de Maas is gegaan heeft niemand meer wat van hem gehoord of gezien. Carnaval heeft een flinke tol van hem vereist, dus zijn herstel is lang en misschien zien we hem wel nooit meer terug… 

Maar de geruchten zeggen dat hij er volgend jaar weer gewoon bij is 

 

* Om het beschaafd te houden zijn we maar niet ingegaan om wat de Achterhoeker heeft gemerkt van het wegvallen van artikel 15b Wet VPB.