Iets meer dan twee weken geleden, op donderdag de derde van november, was het weer tijd voor het tweejaarlijkse Centraal Overleg der Economen, beter bekent als de “COdE”. Hoewel er veel te bespreken valt, heeft de Circulairecommissie, creatief als zij is, er dit keer voor gekozen om al het noemenswaardige niet te gieten in een standaard artikel, maar heeft zij voor iets nieuws gekozen. Mede omdat de Sint weer in het land is, bij deze een gedicht: een ode aan de COdE.
Een ode aan de COdE
Zodra de herfstavond de spotlight steelt, bladeren wegkwijnen op de weg,
Weten Tilburgs economen: het is weer tijd voor overleg.
Centraal komen zij bijeen, fietsend door de herfststorm,
Om te zingen en te zuipen, ieder in zijn uniform.
Een fietsenfile naar Vidar, naar Tilburg-Zuid verbannen,
Enthousiast en vol verwachting, wellicht een tikkeltje gespannen.
Eenmaal aangekomen in het bos, fiets tegen de bomen,
Nat maar niet gebroken, de regen blijft maar stromen.
Binnen in de grote zaal, ieder op zijn plek,
ASSET en geplaagde MAK, de Smeetskring in the back.
Wachtend aan de tafels, zittend op een bank,
Wachtend aan de bar, wachten op de toverdrank.
Ineens hoort men muziek, het orkest maakt zijn entree,
Onder luid applaus ontvangen, iedereen klapt mee.
Veelal heren in een rokkostuum, via treden op de planken,
Wellicht nog dromend van stoffen stoelen, in plaats van houten banken.
Eerst nog enkele regeltjes, dan nog wat verzoekjes,
Gelieve niet op de banken staan, tevens geen toiletbezoekjes.
Kannen die gegoten worden, in het kader van verbroedering,
De presides gestreden, juichen voor de vereniging!
Gelieve te gaan staan, het volkslied staat om de hoek,
Handen op de borst, enkelen zoekend naar het cantusboek.
Nu begint de strijd, de handen uit de mouwen,
Een vicieuze cirkel, van meezingen en bakken vouwen.
Bier drinken als water, de rivier die maar blijft stromen,
Wéér een nieuwe kan, alleen een gek kan hiervan dromen.
Maar we doen het samen, ‘cause you’ll never walk alone!
Glazen van de tafels, allemaal synchroon.
De toverdrank doet zijn werk, uit de boxen mooie klanken,
De een die heeft het zwaar, de ander op de banken.
Volstrekt tegen de regels in, door het verstand dat nu ontbreekt,
Bier vliegend door de vieze zaal, iedereen doorweekt.
Plots het einde van de cantus, de oogjes zijn al klein,
Het slagveld langzaam opgeruimd, de lichten die doen pijn.
De avond niet voorbij, wel al schor van het gezang,
Met z’n allen naar de after, aan de overkant van de gang.
De een is wat verward, wellicht wat angstig voor de morgen,
De ander is nog lang niet moe, feestend zonder zorgen.
Verdwaasd lachen naar de camera, bij aanvang van de nacht,
Het personeel dat op de bar gaat staan, de jagers gaan op jacht.
Daarna is het klaar, veel en veel te zat,
Als cowboy onder de sterrenhemel, met fiets terug naar de stad.