Nederland is een belastingparadijs kopten de media eind maart 2019 of woorden van gelijke strekking. (1) Het Europees Parlement (EP) ging op dinsdag 26 maart 2019 met een grote meerderheid akkoord met een motie van PvdA-Europarlementariër Paul Tang. Volgens Tang “stapelt het bewijs zich op” dat Nederland een plek is waar belastingontwijking wordt gefaciliteerd. Ook vier andere lidstaten: Ierland, Luxemburg, Malta en Cyprus, worden door het EP belastingparadijzen genoemd. Uit onderzoek blijkt dat Nederland en een aantal andere lidstaten “agressieve belastingplanning” door multinationals mogelijk maakt en daarmee “de integriteit van de Europese markt ondermijnt”. Door Nederland zouden de andere EU-lidstaten zo ruim 11 miljard euro aan belastinginkomsten mislopen.
Het ministerie van Financiën in Den Haag zegt dat het zich “helemaal niet in het beeld herkent” en dat werd ook door de staatssecretaris meermalen bevestigd, onder andere in Buitenhof op 31 maart 2019. Nederland neemt juist maatregelen tegen internationale belastingontwijking. Dat zou onder meer blijken uit het feit dat Nederland een eigen zwarte lijst met belastingparadijzen heeft samengesteld, die uitgebreider is dan de Europese lijst. (2) Als de landen op deze lijst de bestemming zijn van rente- of royaltystromen, wil het kabinet een bronbelasting van 20,5% heffen vanaf 2021. Op deze landen zou ook de cfc-regels betrekking hebben.
De Tweede Kamer heeft in 2013 gesteld (een motie aangenomen) dat Nederland geen belastingparadijs is (3) en een aantal Tweede Kamerleden is dan ook not amused met de aangenomen motie door het EP. Maar is Nederland dan een belastingparadijs of niet?
Er is geen alom geaccepteerde definitie van belastingparadijs, daarmee is er ook geen standaard lijst van belastingparadijzen. Er zijn lijsten die in beleid gebruikt worden en de samenstelling daarvan vaak een politieke invloed lijken te hebben, zoals de discussies rond de zwarte lijst van de Europese Commissie laten zien. Daarnaast zijn er lijsten die in wetenschappelijke publicaties gebruikt worden. Een aantal algemene kenmerken van belastingparadijzen zijn: (4)
-
Het gaat om landen met een effectief lage of verwaarloosbare winstbelasting. Een hoog of normaal statutair tarief zegt weinig als de belastingwetgeving allerlei uitzonderingen bevat die de belastingen substantieel verlagen.
-
Daarbij kan de belastingwetgeving weinig transparant zijn.
-
Ook kan een land niet coöperatief zijn in het verstrekken van informatie over belastingplichtigen aan andere landen. Als gevolg hiervan kan inkomen of vermogen met opzet verborgen worden gehouden in belastingparadijzen; er kan dan sprake zijn van belastingontduiking. Dit worden ook wel ‘secrecy jurisdictions’ genoemd.
Ook een aantal staten in de Verenigde Staten (denk aan zoals Delaware) worden een belastingparadijs genoemd. Nederland lijkt niet aan deze drie karakteristieken te voldoen, maar er zijn lijsten waar Nederland net wel of niet op staat en een aantal van de hierboven genoemde EU landen wel op staan.
De reden dat Nederland wel eens op sommige lijsten van belastingparadijzen figureert is dezelfde als het EP hanteert. Nederland maakt internationale belastingontwijking mogelijk. Nederland faciliteert de doorsluis van onbelaste, of nauwelijks belaste, winsten naar belastingparadijzen. Als het geld in Nederland zou blijven zou het volgens de reguliere tarieven belast worden. In die zin is Nederland geen belastingparadijs à la de Bahama’s, Bermuda of de Kaaimaneilanden, om een paar voorbeelden te noemen.
Nederland is echter wel een doorsluisland. In 2013 heb ik deze karakterisering met mijn CPB-collega Maarten van ’t Riet onderbouwd in een CPB Publicatie. (5) We toonden aan dat de voorraad buitenlandse investeringen in Nederland en de voorraad Nederlandse investeringen in andere landen qua omvang vergelijkbaar is met die van de VS en daarmee veel groter dan bij de Nederlandse economie past. Deze buitenlandse investeringen kunnen niet door de Nederlandse economie geabsorbeerd worden. Dat kan alleen maar verklaard worden als die buitenslandse investeringen voor het grootste gedeelte Nederland weer verlaten. Nederland fungeert dus als doorsluis of doorvoer. Om die reden noemt de UNCTAD Nederland een investerings hub.(6)
Op basis van meer recente cijfers hebben heb ik dat met twee CPB-collega’s onlangs weer laten zien en aangetoond dat het eigendom van deze buitenlandse investeringen vooral op de balans van de 15 duizend Nederland bijzondere financiële instellingen (bfi’s) staat, in de vorm van deelnemingen en leningen. (7) Die bfi’s worden in de media vaak geduid als brievenbusfirma’s. Ook zien we dat de beloning voor die investeringen via Nederland naar het land van herkomst gaat. Hierbij gaat het om dividend, rentebetalingen in royalty’s. In 2016 ging dat om bijna 200 miljard euro. Dat wordt veelal niet belast vanwege de deelnemingsvrijstelling, belastingverdragen en het ontbreken van een bronbelasting op rente en royalty’s.(8)
Echter een bronbelasting of minder gunstige belastingverdragen lost niet de internationale ontwijking op. Een groot deel van de deze investeringsbeloningen komt van andere Europese landen, waar niet het hoofdkantoor van de multinational zetelt of gaat naar deze landen, waar vandaan het naar andere landen gaat. Denk aan Ierland, Luxemburg en Zwitserland. De landenketen van internationale belastingontwijking is dus complex en wordt mede in de hand gewerkt door de moeder-dochter richtlijn en de rente en royalty richtlijn. (9) Deze richtlijnen faciliteren belastingvrije dividenden, rente en royalty’s tussen de EU-landen (inclusief Zwitserland).
Daarmee wil ik niet betogen dat Nederland in het geheel geen verantwoordelijkheid heeft. Maar de gehele verantwoordelijkheid bij landen als Nederland neerleggen, zoals de EP-motie in feite doet, is een te simpele voorstelling van de gang van zaken. Misschien nuttig om Nederland onder druk te zetten, maar niet om tot effectieve oplossingen te komen. Sleutelen aan de internationale uitwisseling van gegevens, het bankgeheim en hogere vpb tarieven zijn voor Nederland dan ook geen oplossing om van de paradijs status af te komen. Dat is een oplossing die wel voor traditionele belastingparadijzen werkt. En daarmee is de benaming belastingparadijs voor Nederland niet effectief.
Andere unilaterale maatregelen kunnen helpen, maar lossen de internationale belastingontwijking via Nederland niet op. De voorgestelde bronbelasting voor royalty’s lijkt effectief, omdat veel royalty’s naar Bermuda stromen, maar voor rente geldt dat niet. Dan is internationale samenwerking onontbeerlijk, ook omdat Nederland vaak niet de laatste schakel voor het traditionele belastingparadijs is. Juist de Europese Unie kan daarbij een belangrijke rol spelen. Door voorwaarden te stellen bij de eerder genoemde richtlijnen zodat belastingvrij rond sluizen in de EU alleen mag als de inkomensstroom ergens belast wordt, Een andere mogelijkheid is om gezamenlijke bronbelastingen voor te stellen op inkomens die uit de EU gaan. Als de tarieven niet geharmoniseerd kan worden, is een minimaal tarief wellicht een oplossing. (10)
Alleen een veroordeling als belastingparadijs en landen individueel aansporen tot een oplossing tegen internationale belastingontwijking is niet effectief. In dat opzicht zijn deze vijf landen ook geen traditionele belastingparadijzen. De oplossing moet veel meer gezocht worden in internationale samenwerking. Dat is niet iets waar de veroordeelde landen zich achter kunnen verschuilen, maar biedt juist de mogelijkheid om gezamenlijk het intitiatief te nemen voor samenwerking. Dat kan dan het positieve element van de veroordeling door het Europees Parlement zijn. Nederland is dan wel geen belastingparadijs, maar wel een doorsluisland. Ook dat schept in de internationale arena verantwoordelijkheden, die vanwege de besmeurde internationale reputatie, (11) beter snel dan laat omgepakt kunnen worden.
Arjan Lejour, Hoogleraar Taxation and Public Finance bij het Fiscaal Instituut Tilburg
(1) Zie o.a. NOS, Nederland is een belastingparadijs, 26 maart 2019.
(2) Rijksoverheid, 2018, Nederland stelt zelf lijst laagbelastende landen vast in strijd tegen belastingontwijking, 28 december 2018.
(3) Tweede Kamer, 2013, Kamerstuk 25087, 15 februari 2013.
(4) Arjan Lejour, Jan Möhlmann, Maarten van ’t Riet, 2019, Doorsluisland NL doorgelicht, CPB Policybrief 2019.
(5) Arjan Lejour en Maarten van ’t Riet, 2013, Bilaterale belastingverdragen en buitenlandse investeringen, CPB Policy brief 2013
(6) UNCTAD, 2015, World Investment Report.
(7) Zie voetnoot 4.
(8) Zie voetnoot 4 en ook SEO, 2018, Balansen, Inkomsten en uitgaven van bfi’s.
(9) Europese Raad, 2003, Council Directive 2003/123/EC of 22 December 2003 amending Directive 90/435/EEC on the common system of taxation applicable in the case of parent companies and subsidiaries of different Member States.
Europese Raad, 2003b, Council Directive 2003/49/EC of 3 June 2003 on a common system of taxation applicable to interest and royalty payments made between associated companies of different Member States.
(10) Lejour en Maarten van Riet, 2017, Europese bronbelasting op dividend vermindert belastingontwijking, ESB 22 november 2017.
(11) Rijksoverheid, Bijlage Aanpak belastingontwijking en belastingontduiking, 23 februari 2018.