Investeren in duurzaamheid loont!

Gepubliceerd op: 24/05/2018

Tn img 20180524 wa0007 large

Vastgoed is voor ieder bedrijf belangrijk, zowel vanuit strategisch als vanuit operationeel oogpunt. De ondernemingsactiviteiten zullen immers gehuisvest moeten worden. Ook financieel is de impact van vastgoed in eigen gebruik (ook wel “corporate real estate of CRE” genoemd) op de bedrijfsvoering groot. Na de personeelskosten zijn de kosten van huisvesting (vastgoed) veelal de grootste kostenpost. Ondanks het materieel belang worden beslissingen over bedrijfsvastgoed vaak ad hoc genomen en is er geen directe en continue (strategische) aansturing. Dit zorgt ervoor dat beslissingen over verduurzaming van vastgoed vaak worden uitgesteld of dat dit thema in zijn geheel niet wordt besproken. Dat is jammer.

Het is de laatste jaren zo dat verduurzaming van vastgoed een veel besproken thema is als het gaat over het verlagen van de exploitatiekosten van het (bedrijfs)vastgoed. Verduurzaming leeft echter zeker nog niet bij alle vastgoed eigenaren en gebruikers, maar geheel vrijblijvend is het al een tijd niet meer. Vanuit diverse kanten wordt de druk om te verduurzamen opgevoerd(1). Zo hebben diverse banken al aangegeven dat ze de commerciële vastgoedportefeuille binnen tien jaar volledig willen vergroenen. Door verplichte (minimale) energielabels te introduceren bij het verstrekken van nieuwe financieringen willen banken een bijdrage leveren aan het op peil houden of zelfs verhogen van de waarde van het onderliggende vastgoed. Het is de verwachting dat de gebouwen die niet verduurzaamd zijn binnen vijf tot tien jaar sterk in waarde zullen dalen. De publieke sector mag alleen nog maar duurzame gebouwen huren en ook andere huurders kiezen steeds vaker voor een duurzaam gebouw. Niet alleen vanwege de lagere exploitatiekosten (energienota), maar ook vaak vanwege het positieve effect op het imago en de uitstraling; duurzame huisvestiging wordt gebruikt als marketingtool!

Op gebied van klimaat en duurzaamheid is Rutte III erg ambitieus. In het regeerakkoord is een flinke paragraaf ingeruimd voor het onderwerp klimaat en duurzaamheid. Er wordt de komende jaren ingezet om de CO2-uitstoot te verminderen én we hebben inmiddels met Wiebes een “halve” minister voor Klimaat (in combinatie met Economische Zaken). Nederland wil zich opwerken van Europees achterblijvertje tot beste jongetje van de klas. Het doel is om de CO2-uitstoot met 49% te verminderen, hetgeen ambitieuzer is dan de Europese verplichting die ‘Parijs’ Nederland oplegt.

De gebouwde omgeving in ons land is op dit moment verantwoordelijk voor ongeveer 40% van de landelijk CO2-uitstoot. Denk aan energie voor verwarming, verlichting en apparaten zoals koelkasten en computers. Ongeveer de helft komt van woningen, de andere helft van kantoren, winkels en andere utiliteitsgebouwen.
Het lijkt er echter op dat het kabinet niet veel verwacht van het verduurzamen van de gebouwde omgeving. Om de reductiedoelstelling van 49% te halen, moet in totaal 56 Mton gereduceerd zijn in 2030. In het regeerakkoord is als doelstelling opgenomen dat 7 Mton uit de gebouwde omgeving dient te komen. Dat is ‘slechts’ 13% van het totaal van de 56 Mton en relatief dus minder dan het (40%) aandeel dat de gebouwde omgeving momenteel aan CO2 uitstoot. Het is jammer dat het kabinet niet meer inzet op verduurzaming van de gebouwde omgeving. Het verduurzamen van gebouwen is namelijk een van de meest kostenefficiënte manieren om de CO2 -uitstoot terug te dringen.

Op het gebied van investeren in duurzaamheid zie ik een belangrijke rol weggelegd voor familiebedrijven. Deze ondernemingen zijn vaak kleine tot middelgrote mkb-bedrijven met wortels diep in de regio waarin ze actief zijn. Ze tonen vaak een grote betrokkenheid in de regio en tonen een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid. Bij familiebedrijven vervult vastgoed, naast huisvesting, veelal ook nog een andere - heel bijzondere - functie, namelijk dat van ‘appeltje voor de dorst’ (pensioen) en de functie van ‘tafelzilver’. Daar wil je toch goed (duurzaam) voor zorgen? Daarnaast zijn familiebedrijven (vaak) traditioneel en conservatief gefinancierd waardoor ze over liquiditeit(en) beschikken om investeringen te doen en dus minder afhankelijk zijn van banken. Er is immers geld nodig om renovaties, transformaties en nieuwbouw van niet-duurzame gebouwen te financieren. Bij familiebedrijven zit vaak de nodige financiële slagkracht.

De Nederlandse overheid stimuleert eigenaren en gebruikers van gebouwen om te investeren in duurzaamheid. Enerzijds door duurzaam investeringsgedrag te belonen via subsidies en anderzijds door deze investeringen fiscaal aantrekkelijk te maken door extra aftrekposten. Maar weten marktpartijen deze maatregelen al voldoende te vinden en is er voldoende stimulans?

Wie namelijk wil verduurzamen komt terecht in een vrijwel ondoorgrondelijke wirwar van fiscale maatregelen en subsidieregelingen waar men zich doorheen dient te worstelen. Zo zijn er de Energie Investerings Aftrek (EIA), de Milieu-investeringsaftrek (MIA), de Willekeurige afschrijving milieu-investeringen (Vamil), de Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE) en de Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE+). Dit zijn echter lang niet alle regelingen. Er zijn er nog veel meer, zowel op nationaal niveau als op regionaal (provinciaal) en zelfs lokaal niveau ( gemeentelijk). In de praktijk blijkt dat er veel onduidelijkheid over deze regelingen bestaat. Vaak gehoorde reacties zijn “onbekend en ontoegankelijk”, “waarschijnlijk lastig toepasbaar”, “te veel rompslomp” en “kost te veel tijd”. Daardoor worden investeringsprogramma’s vaak niet uitgevoerd of (voor langere tijd) uitgesteld. Dat is jammer, want door de beschikbare faciliteiten te gebruiken en deze te combineren kan de terugverdientijd van een investering (sterk) worden gereduceerd.

Ik zou daarom willen pleiten voor een meer gestructureerde en integrale aanpak bij het verduurzamen van gebouwen, met één vast loket. Hierbij is het van belang dat de tijd tussen de investering en het ontvangen van de subsidie (aanzienlijk) wordt verkort. Door een integrale aanpak kan de effectiviteit van de regeling(en) ook eenvoudiger worden beoordeeld en vervolgens worden vergroot. Tot die tijd, blijft er niets anders over dan op ontdekkingsreis te gaan in de wirwar van maatregelen. Ik raad iedereen wel aan om op ontdekkingsreis te gaan. Want investeren in duurzaamheid loont!

Noot

  • (1) Voor Nederland heeft zich e.e.a. vertaald in aangescherpte wetgeving. Ik doel o.a. op het Bouwbesluit, het Besluit Energieprestatie Gebouwen (BEG) en de Wet Milieubeheer met het Activiteitenbesluit die eisen stellen aan de energieprestatie.