Fiscale faciliteiten voor goede doelen op de schop

Gepubliceerd op: 30/08/2018

Tn header maiko van bakel jpg   kopie large

Ons land kent van oudsher een diepgewortelde traditie van filantropie en liefdadigheid. Uit internationaal onderzoek blijkt steevast dat het geefklimaat in Nederland (zeer) goed is.(1) Om het geefgedrag van particulieren en bedrijven extra te stimuleren, zijn sinds jaar en dag faciliteiten in de fiscale wetgeving opgenomen. Al in 1917 was in de voorloper van onze huidige Successiewet een vrijstelling opgenomen voor schenkingen aan rechtspersonen die hoofdzakelijk een algemeen belang beoogden, hoofdzakelijk als instelling van weldadigheid werkzaam waren of zich hoofdzakelijk de verpleging van zieken of gebrekkigen ten doel stelden.(2) De fiscale geeffaciliteiten zijn in de loop der jaren verder uitgebreid. Anno 2018 zijn de belangrijkste faciliteiten de (100%) vrijstellingen in de schenk- en erfbelasting voor algemeen nut beogende instellingen (hierna: ANBI’s) en sociaal belang behartigende instellingen (hierna: SBBI’s) en giftenaftrek in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting voor donateurs. Het bestaan van deze regelingen is niet onomstreden. Verschillende studiecommissies hebben de afgelopen jaren gepleit voor het afschaffen van de giftenaftrekregeling, vooral omdat deze niet bij zou dragen aan haar doelstellingen.(3) Om de bestaande knelpunten goed in kaart te brengen heeft eind 2016 in opdracht van het Ministerie van Financiën een drietal evaluaties plaatsgevonden van de giftenaftrek en de praktijk rondom ANBI’s en SBBI’s. Op 26 april 2018 is de langverwachte reactie van het kabinet op deze onderzoeken verschenen.

Uitkomst van de onderzoeken

Kort samengevat blijkt uit de onderzoeksrapporten dat de regelingen zeer complex zijn geworden, groeiende uitvoeringslasten vergen en dat bij de giftenaftrek fouten en fraude voorkomen. De hoge complexiteit en (toegenomen) uitvoeringslasten zouden volgens de onderzoeken vooral schuilen in de manier waarop het aangiftebiljet is opgebouwd en wordt ingevuld (met veel vrije invulvelden) en het feit dat de Belastingdienst in de controle volledig is aangewezen op informatie van belastingplichtigen. Dit druist in tegen de doelstelling van de Belastingdienst om zoveel mogelijk gegevens vooraf in te vullen in de aangifte. Een illustratief voorbeeld van de fouten die worden gemaakt zijn belastingplichtigen die in de periode 2012-2015 giftenaftrek claimen voor giften aan steunstichtingen SBBI(4) ter waarde van circa € 140 miljoen. Dit terwijl in dezelfde periode slechts acht steunstichtingen SBBI(!) zijn opgericht.

De externe evaluatie stelt dat de giftenaftrek de totale omvang van giften in de inkomstenbelasting verhoogt en de betrokkenheid van gevers stimuleert. De regeling scoort slecht op het gebied van budgettaire doelmatigheid. Het budgettaire beslag van de giftenaftrek ligt volgens de evaluatie twee tot drie keer hoger dan de mate waarin de giftenaftrek de giften verhoogt. Dit betekent dat mensen wel meer geven vanwege de giftenaftrek, maar dat zij het fiscale voordeel voor het grootste gedeelte terug laten vloeien in hun eigen portemonnee.

Reactie van het kabinet: Geefwet wordt gehandhaafd

In de kabinetsreactie op de onderzoeksrapporten laat de Staatssecretaris van Financiën weten dat hierin het Regeerakkoord voorop staat. In het Regeerakkoord was reeds opgenomen dat de Geefwet behouden blijft. De Geefwet vormt een verzamelterm voor de wijzigingen die in 2012 in verschillende belastingwetten zijn doorgevoerd en die o.a. hebben geleid tot de invoering van een multiplier voor giften aan culturele instellingen en het verruimen van de mogelijkheden voor ANBI’s om commerciële activiteiten te ontplooien.

Als belangrijkste redenen voor het handhaven van de giftenaftrek en de ANBI- en SBBI-regeling noemt de staatssecretaris het grote maatschappelijke draagvlak en de belangrijke bijdragen die de faciliteiten leveren aan de financiële ondersteuning van goede doelen. Ik onderschrijf deze belangrijke conclusie. Aangezien de overheid geen monopolie heeft om te bepalen wat algemeen nuttig is, vormt de giftenaftrek in mijn optiek een geschikt instrument om de particuliere betrokkenheid bij goede doelen (fiscaal) te bevorderen. Op deze manier kunnen individuen zelf bepalen welke algemeen nuttige activiteiten indirect met belastingmiddelen gestimuleerd worden.

Verschillende verbetersuggesties

In de kabinetsreactie wordt vervolgens stil gestaan bij de belangrijkste conclusies uit de onderzoeksrapporten en worden de volgende suggesties genoemd om de handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van de fiscale geeffaciliteiten te verbeteren: • Uniformeren en verminderen van het aantal verschillende drempels, categorieën ontvangers en typen aftrekbare gift, alsmede aanpassen van de grondslag voor gewone giften. • Invoeren van een informatieverplichting (renseignering) aan de Belastingdienst door ontvangers van giften. • Afschaffen van giftenaftrek voor contante giften, moeilijk waardeerbare giften en herroepelijke giften. • Aanpassing van het aangifteformulier voor eenmalige giften. • Gebruik van standaardmodellen voor de publicatieplicht van ANBI’s. • Uitbreiden van de publicatieplicht met basale informatie over de feitelijke activiteiten en bestedingen van een ANBI. • Versoepeling van de verplichting dat een eventueel saldo bij liquidatie van de instelling moet worden uitgekeerd aan een ANBI met een soortgelijk doel. • Versoepeling van de anti-oppoteis. Op basis hiervan mag een ANBI niet meer vermogen aanhouden dan redelijkerwijs noodzakelijk is. • Invoeren van een afrekenmoment voor voormalige ANBI’s of een versoepeling van de informatieplicht. Dat zou voorkomen dat voormalige ANBI’s onnodig lang moeten worden gecontroleerd zoals op dit moment het geval is. • Wijziging van het toezicht op buitenlandse ANBI’s.

Persoonlijke visie: integrale herziening geeffaciliteiten noodzakelijk

Naar mijn mening zijn veel van de in de kabinetsreactie genoemde suggesties een belangrijke stap in de juiste richting om de giftenaftrek en regeling van ANBI’s en SBBI’s minder complex en beter uitvoerbaar te maken. Het totale pakket aan fiscale faciliteiten voor ANBI’s en SBBI’s en hun begunstigers is aan een grondige herziening toe.(5) In aanvulling op de in de brief van de staatssecretaris genoemde suggesties zou ik willen pleiten voor een duidelijkere afbakening van de begrippen ‘algemeen belang’ en ‘sociaal belang’. De wetgever heeft de invulling van deze begrippen overgelaten aan de rechtspraak en de praktijk, hetgeen veel ad hoc rechtspraak in de hand werkt. Een illustratief voorbeeld hiervan is de kwalificatie van een carnavalsvereniging als ANBI, waarover in nagenoeg dezelfde situatie door hof Den Bosch(6) bevestigend en door rechtbank Haarlem(7) ontkennend werd beslist. De stroom aan jurisprudentie over de vraag of een instelling als ANBI kwalificeert lijkt eindeloos. Een meer gedetailleerde lijst van algemeen nuttige en sociale doelen biedt een rechter meer houvast en komt de rechtszekerheid en rechtsgelijkheid ten goede.

Tevens beveel ik aan de faciliteiten in de verschillende belastingwetten beter op elkaar af te stemmen. Sinds 2012 kennen we maar liefst zes categorieën lichamen die in aanmerking kunnen komen voor bepaalde faciliteiten(8), waarbij de onderlinge verschillen in veel gevallen niet goed zijn te verklaren. Dit maakt het fiscale speelveld voor instellingen en hun donateurs onoverzichtelijk en moeilijk te doorgronden.

Voorwaarden die geen enkel heffingsdoel dienen kunnen in mijn optiek worden geschrapt. Voorbeelden hiervan zijn de integriteitseis, de beloningseis, de informatieplicht voor ex-ANBI’s en de elektronische publicatieplicht. Aan deze laatste voorwaarde zal gezien de kabinetsreactie voorlopig niet worden getornd. Bij het continueren van de publicatieplicht, dient mijns inziens gestreefd te worden naar een eenduidig format om de invoering van gegevens door ANBI’s te faciliteren. Te denken valt daarbij aan een elektronisch portal in het bestaande ANBI-register van de Belastingdienst of via een standaardformulier.

Renseignering belangrijke stap naar effectiever en transparant stelsel

Een van de denkrichtingen in de kabinetsreactie die in het oog springt, is het idee om een renseigneringsverplichting voor giften in te voeren. Dit betekent dat instellingen die giften ontvangen informatie over de gift en de gever moeten verstrekken aan de Belastingdienst. Het doel hiervan is om de informatiepositie van de Belastingdienst te versterken, die de informatie vervolgens vooraf in kan gaan vullen in de aangifte.

Naar mijn mening vormt renseignering een belangrijke stap in het effectiever en transparanter maken van het fiscale geefinstrumentarium. Zo zorgt het voor een eenvoudigere verwerking van giften voor de belastingplichtige en verkleint het de kans op foute aangiften waardoor de controledruk voor de Belastingdienst minder wordt. Tevens verhoogt het de rechtszekerheid voor donateurs die door het voorafgaande toezicht weten of hun giften daadwerkelijk aftrekbaar zijn. Dit gemak en de rechtszekerheid zouden weer kunnen leiden tot meer giften, hetgeen weer in het belang is van de goede doelen.

In de praktijk ervaar ik een weerstand bij goede doelen om met renseignering aan te slag te gaan. Hierbij worden vooral zorgen geuit over het delen van gevoelige, persoonlijke informatie en het toenemen van de administratieve lastendruk voor instellingen. Beide bezwaren dienen uiteraard zorgvuldig meegenomen te worden bij het toewerken naar verplichte renseignering. Om de administratieve gevolgen beter te kunnen overzien, zou overwogen kunnen worden om de renseignering in de eerste plaats verplicht te stellen voor periodieke giften. Dit omdat de (notariële of onderhandse) akte die bij deze giften hoort al geadministreerd moet worden. Vervolgens kunnen de ervaringen met de renseignering van periodieke giften worden ingezet voor die van eenmalige (‘gewone’) giften.

Conclusie

Het is te prijzen dat het kabinet actief bezig is met het robuuster maken van de fiscale geeffaciliteiten. Veel van de in de kabinetsreactie genoemde suggesties kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de regelingen. Mijns inziens vormt dit het ideale moment om door te pakken en de regelingen integraal te herzien en te komen tot een fiscaal instrumentarium dat een effectieve bijdrage levert aan het geefklimaat in Nederland.

(1) Zie CAF World Giving Index, september 2017.
(2) Wet van 20 januari 1917, Stb. 189 (3) Het betreft de onderzoeken van de Studiecommissie Belastingstelsel (Commissie Van Weeghel), Continuïteit en vernieuwing. Een visie op het belastingstelsel, 2010, p. 9 en 67 en 72 en de Commissie Inkomstenbelasting en toeslagen (Commissie Van Dijkhuizen), Naar een activerender belastingstelsel (eindrapport), juni 2013, p. 107-108. (4) Een steunstichting SBBI is een stichting die is opgericht uitsluitend met het doel geld in te zamelen ter ondersteuning van een SBBI bij de viering van een 5-jarig bestaan of een veelvoud daarvan. (5) Omwille van de omvang van deze bijdrage heb ik een selectie gemaakt van de verbeterpunten. Voor een uitgebreide toelichting op deze en andere verbeterpunten verwijs ik naar I.J.F.A. van Vijfeijken, M.M.F.J. van Bakel en S.A.M. de Wijkerslooth-Lhöest, Instellingen van algemeen of sociaal belang, Deventer: Wolters Kluwer 2015. (6) Hof Den Bosch 22 januari 1990, ECLI:NL:GHSHE:1990:AW6863, V-N 1990/1949. (7) Rechtbank Haarlem 5 september 2007, ECLI:NL:RBHAA:2007:BB8691, NTFR 2007/2186. (8) Dit zijn de ANBI, de culturele instelling, de SBBI, de steunstichting SBBI, instellingen die een sociaal belang behartigen en niet aan de vennootschapsbelasting onderworpen verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid en met ten minste 25 leden.