Prinsjesdag Belastingplan 2020

Gepubliceerd op: 14/10/2020

Ccgggggggggg large

Tijdens afgelopen Prinsjesdag zijn er weer de nodige fiscale plannen aangekondigd. Naast de vaste onderdelen zoals vestigingsklimaat, klimaatverandering en box 3 is er dit jaar ook rekening gehouden met de moeilijke positie van starters op de woningmarkt. In dit artikel zullen we jullie samenvattend kennis geven van een aantal veranderingen op fiscaal gebied.

CO2-heffing industrie

Met de wet CO2-heffing voert de overheid een belasting in op de uitstoot van CO2 bij de grote industriële bedrijven en de afvalverbrandingsinstallaties. Het doel van de heffing is om de CO2 uitstoot in de industrie terug te dringen en daarmee doelstellingen uit het Klimaatakkoord te halen, maar Nederland tegelijkertijd aantrekkelijk te houden als vestigingsland. Een groot deel van de CO2-uitstoot wordt vrijgesteld. De CO2-uitstoot van bedrijven wordt afgewogen met de uitstoot van vergelijkbare bedrijven in Europa en aan de hand daarvan wordt een bepaalde hoeveelheid uitstoot vrijgesteld. Bedrijven betalen de heffing dus alleen voor zover ze te veel CO2 uitstoten. Mocht een bedrijf minder uitstoten dan de vrijstelling dan kunnen ze eerder betaalde CO2-heffing terugkrijgen. Uitstootrechten opsparen voor latere jaren is niet mogelijk. De komende jaren worden de vrijstellingen steeds verder afgebouwd. Per ton CO2 die te veel wordt uitgestoten moet per 2021 €30 belasting betaald worden. Dit bedrag wordt ieder jaar met € 10,56 verhoogd zodat de prijs in 2030 uiteindelijk € 125 per ton CO2 is. Op dit bedrag mag echter de prijs van het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) in aftrek worden gebracht. Als de EU ETS-prijs hoger is dan het tarief van de Nederlandse CO2-heffing, dan wordt er in Nederland geen belasting geheven. De verwachting is dat de EU ETS-prijs de komende jaren gaat stijgen en er in Nederland dus niet veel belasting geheven gaat worden. Door de hoge vrijstelling en de lage prijs is de verwachte opbrengst van de CO2-heffing de komende jaren dan ook 0 euro.

Vennootschapsbelasting

De tarieven in de vennootschapsbelasting wijzigen in 2021. De afgelopen jaren werd aangekondigd dat het toptarief van 25% zou gaan dalen, maar dat is definitief van de baan. Het zogenaamde opstaptarief wordt wel verlaagd, naar 15%. Daarnaast zal de grens van het lage en hoge tarief per 2021 verhoogd worden tot 245.000 euro en in 2022 tot 395.000 euro. Ook het tarief van de innovatiebox verandert, dat wordt verhoogd van 7% naar 9%.
Vanaf 2022 zal de verliesverrekening veranderen. In de huidige situatie mogen bedrijven verliezen in het ene jaar verrekenen met winsten uit het vorige jaar of uit de zes jaar daarna. In de plannen van het kabinet verdwijnt die tijdslimiet van 6 jaar, maar er kan wel nog slechts tot 1 miljoen winst per jaar helemaal verrekend worden, daarboven kan slechts 50% van de winst verrekend worden. De gedachte achter deze wijziging is dat de opbrengst van de vennootschapsbelasting gelijkmatiger wordt.
Daarnaast worden er een aantal regels aangepakt om internationale mismatches en belastingontwijking te voorkomen. Zo mogen kosten alleen nog in aftrek worden genomen als ze in het andere land daadwerkelijk voldoende belast worden. Verder worden bij de liquidatie en stakingsregelingen een aantal voorwaarden toegevoegd waardoor liquidatie- en stakingsverliezen minder vaak aftrekbaar zijn.

box 3

Box 3 is door alle ficties bijna al het contact met de werkelijkheid verloren. Momenteel word je geacht over een fictieve vermogensverdeling een fictief rendement te behalen. Het werkelijk behaalde rendement doet er niet toe. In een inkomstenbelasting die gebaseerd is op draagkracht, is dit moeilijk te verteren. Er lopen sinds enkele jaren procedures waarin belastingplichtigen stellen dat de forfaitaire vermogensrendementheffing inbreuk maakt op het eigendomsrecht van art. 1 EP EVRM. Wat gaat er komend jaar veranderen? Allereerst gaat het heffingsvrije vermogen omhoog, dat wordt 50.000 euro. In gevallen van fiscaal partnerschap is het heffingsvrije vermogen dus 100.000 euro. Door deze regeling vallen er bijna één miljoen belastingplichten uit de box 3 heffing. Het belastingtarief wordt verhoogd van 30% naar 31%. De forfaitaire rendementen worden jaarlijks aangepast. Voor deze aanpassing wordt aansluiting gezocht bij de rendementen die in de markt zijn behaald. Het spaarrendement is ten opzichte van 2020 het komend jaar lager, maar het beleggingsrendement wordt hoger. De verhoudingen spaar- en beleggingsgedeelte veranderen niet ten opzichte van het afgelopen jaar. Er is reeds aangekondigd dat in 2022 box 3 op de schop gaat.

overdrachtsbelasting

De overdrachtsbelasting bemoeilijkt, op dit moment, het kopen van een woning voor starters. Vanaf 1 januari 2021 zal er daarom een eenmalige vrijstelling van overdrachtsbelasting mogelijk zijn voor starters tussen 18 en 35 jaar. Dit wordt ook wel de startersvrijstelling genoemd en zal voorlopig gelden tot 1 januari 2026.
Doorstromers hebben reeds een eigen woning en kopen een nieuwe eigen woning. Ook voor hen is deze vrijstelling eenmalig mogelijk, mits ze tussen de 18 en 35 jaar zijn. Voor de startersvrijstelling is het noodzakelijk dat de woning anders dan tijdelijk als hoofdverblijf moet dienen. Voor alle andere gevallen wordt het tarief van 6% verhoogd naar 8% vanaf 1 januari 2021. Andere gevallen zijn bijvoorbeeld het kopen van bedrijfsgebouwen of het verkrijgen van een woning die niet of alleen tijdelijk als hoofdverblijf dient. Dit is van toepassing bij het kopen van een vakantiehuis.
Ook voor huurwoningen verandert er iets. Woningcorporaties dienen vóór 1 april 2021 aan hun huurders voor te leggen om de huurprijs te verlagen tot de maximale aftoppingsgrens voor de huurtoeslag. De aftoppingsgrens wil zeggen dat de huurtoeslag verlaagd wordt als de huurprijs boven deze grens uitkomt. Deze regeling zal alleen gaan gelden voor huurders met een inkomen tot maximaal €31.550 waarbij er geen sprake is van een geliberaliseerd huurcontract. De huurder kan tot 31 december 2021 ook zelf verzoeken om een huurverlaging. Deze regeling zorgt ervoor dat huurders, naar hun inkomen, geen te dure huurwoning ter beschikking gesteld krijgen. Dit zal echter leiden tot een sterke daling van de huuropbrengsten. De verhuurderheffing zal daarom worden verlaagd naar 0,526%.