Masterclass T.F.V. “De Smeetskring”: 'Ondernemen in ontwikkelingslanden: op fiscale safari door Afrika en Azië'

Gepubliceerd op: 21/04/2016

Tn dsc07680 large large

Op donderdag 21 april togen alle deelnemers - mentaal voorbereid en in de juiste uitrusting - naar restaurant Boerke Mutsaers, dat als startpunt zou dienen voor de fiscale safari die wij gezamenlijk zouden gaan ondernemen. Eenmaal aangekomen werden we opgewacht door reisleider Bjorn Verbruggen en consorten, die ons met een bemoedigende glimlach nog van de juiste attributen en informatie voorzagen. Met behulp van een slok water trachtte een aantal deelnemers zich nog te vermannen, maar de spanning was onder alle aanwezigen duidelijk voelbaar. Met kloppend hart namen we allemaal plaats, toen ons werd verzocht om onze zitplaatsen in te nemen. Bij het vastgespen van de riemen wist iedereen het zeker: er was nu geen weg terug meer.

Na 8 uur vliegen kwamen we aan in Oeganda (1). Hier werden we verwelkomd door Gijs Eltink, belastingadviseur en partner bij BDO. Hij vertelde ons over een casus waar hij op dat moment mee bezig was. Hij stelde ons voor aan een vader en een zoon, die allebei via een afzonderlijke holdingmaatschappij vijftig procent van de aandelen hielden in een werkmaatschappij in de vorm van een bloemenkwekerij. Zij gaven aan dat ze uit Nederland hadden willen vertrekken vanwege de concurrentie en de hoge prijzen. Bovendien hadden ze al meerdere positieve verhalen gehoord van hun collega’s die reeds besloten hadden om naar Afrika te verhuizen. Alles bij elkaar had dit hen er ook toe aangezet om hun kwekerij naar Oeganda te verplaatsen. De heer Eltink betrok ons ook in dit emigratieproces, door ons te wijzen op de fiscale gevolgen van een dergelijke verhuizing. Onder meer de emigratieheffing (en de daaropvolgende binnenlandse belastingplicht in Oeganda), het belastingverdrag tussen Nederland en Oeganda (om dubbele belastingheffing te voorkomen) en de lokale bronbelastingen (en de belastingdruk) werden besproken. Afhankelijk van de wensen van de vader en de zoon (bijvoorbeeld het in Nederland willen houden van de houdstermaatschappijen) kon dan een passende fiscale bedrijfsstructuur worden ingericht. Ook vertelde de heer Eltink ons welke voor- en nadelen zouden moeten worden afgewogen wanneer er zou worden gekozen voor een limited (Ltd.) of een vaste inrichting (vi) in Oeganda. Onder meer de (mogelijke) verliesverrekening en de winstberekening (met name koersresultaten zouden van nadelige invloed kunnen zijn) werden aangestipt.

Ook vertelden de twee ondernemers welke culturele obstakels zij waren tegengekomen bij het opnieuw opzetten van hun bloemenkwekerij in Oeganda. Zo hadden ze Oegandese arbeidskrachten ingehuurd, maar een groot deel van hen kwam na de uitbetaling van hun loon niet meer opdagen (en degenen die wél kwamen opdagen, waren niet fit genoeg om ook echt te kunnen werken). Dit kwam doordat deze mannen hun loon liever aan drank besteedden. De oplossing voor dit toch wel schrijnende probleem vonden de twee ondernemers in het aannemen van vrouwen: die deden tenminste wél hun werk en besteedden het geld dat zij verdienden bovendien aan het gezin. Zo groeide tevens de maatschappelijke functie van het bedrijf in Oeganda: er kwam een hospitaal om te waken voor de gezondheid van de werknemers (omdat algemene gezondheidszorg ontbrak en ziektes als malaria en HIV toch altijd op de loer lagen) en er werd een fietsplan opgesteld om de reistijd van diezelfde werknemers te verkorten (omdat ook het openbaar vervoer ontbrak). Al deze ontwikkelingen deden de Oegandese belastingdienst vervolgens besluiten om een “tax holiday” toe te kennen aan de onderneming, zodat de onderneming in haar eerste tien jaar geen belasting zou hoeven te betalen. Dit vond een groot deel van onze safarideelnemers op zijn minst opmerkelijk. Zou zo’n afspraak tussen de belastingdienst en de ondernemer wel in lijn zijn met de “corporate social responsibility” van laatstgenoemde? De heer Eltink wist dit als belastingadviseur mooi te nuanceren door ons (nogmaals) te wijzen op het maatschappelijk belang van het bedrijf (zie hierboven) en hij maakte ons er daarnaast van bewust dat je als beginnend ondernemer weinig aan zo’n “tax holiday” hebt in verband met grote (aanloop)verliezen. Hij voegde daar nog wel aan toe dat ook aan zo’n “tax holiday” haken en ogen kunnen zitten: zou de onderneming bijvoorbeeld nog kwalificeren als inwoner voor het belastingverdrag Nederland-Oeganda? Zou de onderneming in Nederland dan nog recht hebben op de deelnemingsvrijstelling? En welke structuur zou de onderneming moeten hanteren wanneer deze “tax holiday” zou aflopen?

Dieper ingaan op die verschillende ondernemingsstructuren zat er echter niet meer in. We moesten afscheid nemen van de heer Eltink en de twee ondernemers en haastten ons naar het vliegveld, waar we incheckten voor onze volgende bestemming: Mongolië.

Eenmaal aangekomen namen we de taxi naar een gigantische koper,- en goudmijn, Oyu Tolgoi genaamd, een project waarin de Mongoolse overheid en Turquise Hill Resources (waar Rio Tinto op haar beurt weer aandelen in bezat) participeerden. Het klonk misschien ietwat complex, maar gelukkig was Mark Nieuweboer, senior advisor van Pereira, ter plaatse om het een en ander voor ons te verduidelijken. Hij vertelde onder meer dat Mongolië het belastingverdrag met Nederland had opgezegd, omdat bedrijven als Rio Tinto door “treaty shopping” er via een Nederlandse BV voor zorgden dat zij in Mongolië geen belasting betaalden. De vraag die Mark Nieuweboer nu stelde was: is de opzegging van het belastingverdrag door Mongolië nu een probleem?

Hij begon met de stelling dat het bedrag aan belastingontwijking (213 mld) hoger is dan het bedrag aan ontwikkelingshulp (100 mld). Oorzaken hiervan zijn onder andere winstverschuivingen en treaty shopping. Als gevolg van globalisering worden namelijk fiscale belemmeringen weggenomen. Het IMF heeft nationale autoriteiten dan ook gewaarschuwd dat ze hier voorzichtig mee moeten zijn. Nieuweboer legt deze waarschuwing echter volledig naast zich neer: volgens hem is het IMF hier 30 jaar te laat mee. Om te begrijpen waarom dit zo is, nam hij ons eerst mee terug naar de (theoretische) basis van het internationale belastingrecht. Vervolgens legde hij uit wat ontwikkelingslanden nu zo interessant maakt: hij haalde onder meer de kapitaalimport of –asymmetrie, de competitie tussen ontwikkelingslanden bij het inrichten van hun fiscale stelsel en de goede (veelal Britse) scholing van de lokale belastingadviseurs aan. Daarnaast stelde hij dat onderzoek naar de omvang van de belastingvermindering in ontwikkelingslanden en de methoden die daarbij worden gehanteerd, zelden waardevrij zijn, daar organisaties als SOMO, Oxfam Novib en Tax Justice Network vaak op eenzijdige wijze de ethische en morele vraagstukken benadrukken. Echter, het kon volgens hem ook zeer nadelig zijn om een belastingverdrag zomaar op te zeggen; de beleidsvrijheid van een land zou kunnen afnemen. Verder passeerden de “ideal tax conventions” van de OECD en de UN de revue.

Kern van zijn betoog vormden echter de drie soorten belastingverdragen, die allen in een andere periode zijn gesloten. Er diende daarom een onderscheid te worden gemaakt tussen de “colonial tax conventions”, de “post-colonial conventions”, en de “modern conventions”. Daar landen in de jaren ’70 geen vrijstelling maar een verrekening hanteerden, en alle landen inmiddels op de vrijstelling waren overgegaan, concludeerde de heer Nieuweboer dat bovenstaand argument van het IMF 30 jaar geleden inderdaad valide zou zijn geweest. Voor de huidige tijd gaat dit argument echter niet meer op. Het ideale belastingverdrag is voor multinationals daarnaast helemaal niet zo ideaal als men denkt dat het is. Multinationals worden namelijk vaak op fiscale wijze gedwongen om technologie op een andere manier ter beschikking te stellen. Ook transfer pricing speelt een rol, omdat multinationals een knoop zullen moeten doorhakken over welke functies zij waar zullen gaan uitoefenen.

Nieuweboer sloot af met de opmerking dat ontwikkelingslanden de kans zouden moeten krijgen om op gelijkwaardige wijze een belastingverdrag met een (westers) land af te kunnen sluiten. Daarnaast stelde hij op een suggestie uit de zaal dat we het woonstaatbeginsel/territorialiteitsbeginsel zouden kunnen loslaten, maar dat we in zo’n geval wel een collectieve keuze zouden moeten maken: iedereen zou er dan voor moeten kiezen om het bronstaatbeginsel te hanteren. De kans dat dat gaat gebeuren is volgens hem echter zeer klein. Al in haar BEPS-project concludeerde de OECD al dat ze hier niet aan wilde.

Met behulp van dit diepgaande, maar interessante theoretische verhaal van de heer Nieuweboer kregen we een belangrijk inkijkje in het verleden, en hoe we dit kunnen meenemen in onze beschouwingen over het heden. In gedachten verzonken vervolgden we onze reis, op weg naar onze laatste bestemming: Nederland.

In Den Haag werden we hartelijk begroet door Kristy Jonas, die bij het Ministerie van Financiën op de afdeling Internationale Zaken werkt. Haar verhaal had als hoofdthema het afsluiten van een belastingverdrag in de praktijk. Ze vertelde op welk terrein haar eigen werkzaamheden lagen (onder andere verdragsonderhandelingen en ratificatieprocessen, en advisering over de internationale aspecten van belastingheffing), en hoe het Ministerie van Financiën was opgebouwd. Vervolgens liet ze ons stapsgewijs zien hoe een belastingverdrag uiteindelijk tot stand komt en welke partijen daarbij betrokken zijn (denk aan bedrijven/multinationals, de OECD, de politiek en de Belastingdienst).

Het tot stand brengen van een verdrag kan ongeveer als volgt worden omschreven. Wanneer Nederland een voorstel doet voor een nieuw belastingverdrag, dient het andere land hier met een tegenvoorstel op te reageren. Hierbij moet de Nederlandse delegatie er echter wel voor zorgen dat ze een mandaat krijgt van de staatssecretaris, zodat zij met een bepaalde inzet de onderhandelingen mag ingaan. Daarnaast is het ook belangrijk dat er acht wordt geslagen op de Notitie Fiscaal Verdragsbeleid, dat de Nederlandse inzet bij die onderhandelingen verder verduidelijkt. Ook vertelde mevrouw Jonas hoe de onderhandelingsteams worden samengesteld en dat ook culturele verschillen een rol kunnen spelen tijdens de onderhandelingen. Achtereenvolgens kwamen nog het ratificatieproces, de aandachtspunten aan Nederlandse zijde en de verdragsrelatie met ontwikkelingslanden aan bod. Bij laatstgenoemd onderdeel werd ook nog aangestipt dat Nederland in die verdragsrelatie met ontwikkelingslanden eerder bereid is om bepaalde onderdelen van een belastingverdrag of een bredere uitleg van een bepaald begrip in dit belastingverdrag te accepteren. Daarnaast kwam aan bod dat Nederland, naar aanleiding van een onderzoek van het IBFD naar de Nederlandse belastingverdragen met ontwikkelingslanden in 2014, in totaal 23 ontwikkelingslanden heeft benaderd met een voorstel om antimisbruikbepalingen in de desbetreffende belastingverdragen op te nemen. Met een aantal van die landen is Nederland al antimisbruikbepalingen overeengekomen en met diverse landen is ze daar nu nog over in gesprek. Tot slot werd nog een ander aspect van het Nederlandse fiscale beleid ten opzichte van ontwikkelingslanden belicht, en dat had onder meer betrekking op de verlening van technische assistentie in de vorm van “inspectors without borders”.

Vervolgens organiseerde Loyens & Loeff de workshop, waar al deze opgedane kennis door teams in de praktijk kon worden gebracht. De safarideelnemers werden verdeeld in twee kampen: de grote multinationals en de Belastingdienst. De discussie tussen de deelnemers liep hoog op, en men deinsde er niet voor terug om met gestrekt been op het standpunt van de ander in te gaan of een hartstochtelijk beroep te doen op diens inlevingsvermogen. Lachend verplaatste men zich dan ook uiteindelijk naar het restaurant van Boerke Mutsaers, waar er kon worden genoten van een heerlijk driegangendiner. Tijdens dit diner werden de leuke discussies voortgezet en werden goede gesprekken gevoerd met de sprekers en de recruiters van BDO, Pereira en Loyens & Loeff. Dit betekende echter ook het einde van de dag eraan zat te komen. Na het diner stroomde de zaal langzaam leeg en vertrok iedereen met een moe, maar voldaan gevoel naar huis.

Graag zou ik van de gelegenheid gebruikmaken om de Masterclasscommissie, de dagvoorzitter, de sprekers en de bedrijven allen hartelijk te bedanken. Het was in alle opzichten een zeer geslaagde dag!

Tn dsc07656 large thumbTn dsc07671 large thumbTn dsc07675 large thumbTn dsc07676 large thumbTn dsc07682 large thumbTn dsc07684 large thumbTn dsc07686 large thumbTn dsc07693 large thumb