Afscheidsrede prof. dr. J.A.G. van der Geld - De toekomst van de vennootschapsbelasting

Gepubliceerd op: 18/10/2016

Tn foto 4 large

Op vrijdag 30 september 2016 was het dan zover, de afscheidsrede van ‘mister vennootschapsbelasting’ prof. dr. J.A.G. van der Geld. De afscheidsrede ging eerst in op de grootste problemen van de Nederlandse vennootschapsbelasting, die onder meer betrekking hebben op de rechtsgrondslag en de verschillende fiscale behandeling van vreemd en eigen vermogen. Daar wil ik nu echter niet op ingaan. Ik wil ingaan op het voorstel van de heer Van der Geld om tot een betere belastingheffing te komen, namelijk het voorstel van een Europese vennootschapsbelasting.

In het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie (VWEU) is bepaald dat directe belastingen tot de nationale autonomie van de lidstaten behoren. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft reeds al meerdere malen bepaald dat deze autonomie er niet is indien een bepaling van een directe belasting in strijd komt met een van de vrijheden van de Europese Unie. De integratie verloopt daardoor op dit moment onvoorspelbaar en schoksgewijs. Echter moet voor een Europese vennootschapsbelasting de Raad van de Europese Unie (Raad van Ministers) unaniem overeenstemming bereiken. Met het voorlopige aantal van 28 lidstaten lijkt dit een vrijwel onmogelijke opgave. Het overdragen van meer bevoegdheden naar de Europese Unie willen nationale politici niet. De tendens op dit moment is minder Europa in plaats van meer.

In de afscheidsrede werd ook aangegeven dat een Europese vennootschapsbelasting een vrijwel onmogelijke opgave, maar tegelijkertijd wel zeer wenselijk is. Met name op basis van het subsidiariteitsbeginsel kon worden betoogd dat er een Europese vennootschapsbelasting zou moeten komen. Het subsidiariteitsbeginsel betekent kortweg dat je bevoegdheden neerlegt waar ze het beste thuis horen. Bij een bedrijfsleven dat in hoog tempo is geïnternationaliseerd, hoort ook een belastingheffing die daar op aansluit.

De Verenigde Naties werd kort besproken, maar ongeschikt verklaard om een breed gedragen directe belasting te ontwerpen, omdat haar organisatie hiervoor volstrekt ongeschikt is. Vervolgens werd betoogd dat in plaats van de Verenigde Naties, de Europese Unie wél als de meest geschikte organisatie moet worden beschouwd. Zij dient dan wel een volwaardig bestuur te hebben. Een argument om de bevoegdheid bij de Europese Unie neer te leggen is dat er geen ‘rat race to the bottom’ moet komen. Op dit moment betalen namelijk de sociaal en economisch zwakkeren en minder mobiele personen al de prijs voor de huidige Europese Unie. Deze personen worden zelfs twee keer getroffen: in de eerste plaats omdat ze niet of minder gebruik kunnen maken van de vrijheden en in de tweede plaats omdat ze de gevolgen ondervinden van de dalende effectieve belastingdruk in de vennootschapsbelasting.

Lidstaten die elkaar beconcurreren met behulp van een gunstige grondslag of gunstige tarieven, zorgen voor een steeds lagere effectieve belastingdruk. Echter zijn het ook dezelfde lidstaten die zich openlijk distantiëren van dergelijke praktijken als bekend wordt dat een multinational een effectieve belastingdruk heeft van enkele procenten. Lidstaten staan dan ook vaak voor een dilemma. Ervoor zorg dragen dat multinationals hun ‘fair share’ betalen gaat namelijk veelal ten koste van hun eigen vestigingsklimaat en vica versa. 

Het Common Consolidated Corporate Tax Base (CCCTB)-voorstel is totaal anders dan een echte Europese vennootschapsbelasting. Nadeel van het CCCTB-voorstel is dat het een te simpele verdelingsformule hanteert en dat er gekozen wordt voor een onwenselijk optioneel stelsel, een stelsel waar bedrijven dus vrijwillig voor kunnen opteren. Een bijdrage aan harmonisatie van de vennootschapsbelasting levert het CCCTB-voorstel derhalve niet, omdat het náást het nationale belastingrecht bestaat.

In de afscheidsrede werd aangegeven dat - of je nu voor een Verenigde Staten van Europa of een Europa met alleen de verdragsvrijheden bent - een Europese vennootschapsbelasting de beste optie is. Het voorstel van een Europese vennootschapsbelasting lijkt vooralsnog niet meer dan een utopie. Maar met een stapsgewijze harmonisatie zou de vennootschapsbelasting voor een groot deel geharmoniseerd kunnen worden wat dan in de buurt zou kunnen komen van een Europese vennootschapsbelasting, zodat deze later daadwerkelijk zou kunnen worden voltooid in de vorm van een ‘echte’ Europese vennootschapsbelasting. De eerste zeer voorzichtige stap hiertoe is gezet door een voorstel van de Europese Commissie om belastingontwijking tegen te gaan: de anti-BEPS-richtlijn.

Tn foto 5 thumbTn unnamed thumbTn foto 3 thumbTn foto 2 thumb